Klik op de foto voor een vergrotingKlik op de foto voor een vergrotingKlik op de foto voor een vergrotingKlik op de foto voor een vergrotingKlik op de foto voor een vergrotingKlik op de foto voor een vergrotingKlik op de foto voor een vergrotingKlik op de foto voor een vergrotingKlik op de foto voor een vergrotingKlik op de foto voor een vergroting

Klooster Juliana

Op dit moment wordt er aan deze pagina gewerkt







Onderzoek naar het verleden

Verslag van een terreinverkenning.



In de dertiende eeuw werd op de wierde van Rottum een klooster gesticht.
Dat is inmiddels verdwenen, maar ooggetuigenverslagen en een enkele
afbeelding van de gebouwen bleven bewaard.
Hierdoor geïntrigeerd, maar ook om de merkwaardige structuur van
het dorp en de wierde, besloten de auteurs van dit artikel de fundamenten
van de kerk en kloostergebouwen te bestuderen door
middel van elektrische weerstandsmetingen.

Korte geschiedenis van het klooster


Rottum ligt op een wierde, behorend tot een reeks die zich in een rechte lijn uitstrekt van Westerwijtwerd via Middelstum tot Usquert. Rottum moet reeds enkele eeuwen voor de jaar- telling ontstaan zijn. De vondst van enkele Romeinse beeld- jes suggereert dat de bewoners al kort na het begin van de jaartelling handel dreven met ver verwijderde gebieden.
Het klooster in Rottum is waarschijnlijk omstreeks 1200 gesticht - de oudste vermelding is uit 1226. Mogelijk vond deze stichting plaats vanuit vanuit het benedictijner klooster in het Duitse Werden, waarvan de geschiedenis teruggaat tot de missionaris Liudger.1 In de goederenlijsten van dat klooster komen aan het einde van de tiende eeuw landerijen voor onder de naam ‘Rotton’.2 3 4 Verondersteld wordt dat deze bezittingen bij de stichting aan het klooster overgedragen werden. Het Rottumer klooster werd gewijd aan Sint-Juliana van
Nicodemië, een martelares uit de derde eeuw.
In de eerste eeuw van zijn bestaan maakte het klooster een zekere bloei door. Dat is af te leiden uit berichten over aantallen monniken, maar ook uit de landerijen die het klooster verwierf.3 Naast de landerijen in de directe omgeving van de abdij, de ‘corpuslanden’, waren dat gronden rondom ‘voorwerken’, zoals het voorwerk Sint-Anna, dat later te naam stond als ‘Bethlehem’, waarin geruime tijd de vrouwelijke conversen van het klooster gehuisvest waren. De landerijen besloegen een totale oppervlakte van ongeveer 1200 ha.
Bovendien bezat het klooster veengronden bij Kropswolde, waar turf gestoken werd voorde verwarming van de kloostergebouwen. Daarnaast behoorde een belangrijk deel van het eiland Rottumeroogtot het kloosterbezit.4

Klik op de foto voor een vergroting

Klik op de foto voor een vergroting

Veldminuutkaart Rottum uit 1832

Voorzover bekend speelde het klooster in Rottum in de loop van zijn bestaan geen vooraanstaande culturele rol.

Gedurende de vijftiende eeuw nam de rijkdom van het klooster allengs af.
In 1458 werd gerapporteerd dat de ge-bouwen in slechte staat verkeerden.
Abt Ebbe Quandt liet herstellingen uitvoeren, maar de situatie bleef zorgelijk.
Mede door toedoen van de bisschop van Münster werden daarom, kort na 1470,
de kerkelijke goederen en rechten van de rijke proosdij van Usquert aan Rottum
toegewezen.5 Hierna ging het weer bergopwaarts met het klooster. Wellicht
zijn er toen uitbreidingen gerealiseerd. Aan het einde van de vijf¬tiende en het
begin van de zestiende eeuw leefden in Rottum en Bethlehem samen omstreeks
vijftig a zestig monniken en vrouwen en ongeveer evenveel ‘schamelen en bedeelden’.5 6 7

In die periode hadden de Ommelanden het regelmatig zwaar te verduren.
Tijdens de vanaf 1498 durende strijd om de heerschappij over deze streken
werden in 1517 door graaf Edzard van Oostfriesland invallen gedaan die zich
vooral richtten op Rottum, Usquert en Warffum. Het klooster in Rottum moet
toen aanzienlijke schade opgelopen hebben.7

In de tweede helft van de zestiende eeuw begonnen ook de veranderingen die
de Reformatie zou brengen, zich af te tekenen. De luthers gezinde abten
Jodocus Oxius en Bernard Menssen hebben een belangrijke rol gespeeld in de
onderhandelingen tijdens de twisten tussen de Ommelanden en de Stad,
de ‘Staatsen’ en de Spanjaarden, respectievelijk de protestanten en katholieken.
Uiteindelijk zouden deze ge-beurtenissen in 1594 tot de Reductie leiden.

Het moeten deze omstandigheden geweest zijn die de kloosterlingen er toe
gebracht hebben in de zestiende eeuw een extra buitengracht rond het klooster
aan te leggen. Toch kon Rottum het noodlot niet ontlopen. Op 18 september 1587
werd het klooster in brand gestoken door een troep van zes-tot achthonderd
Geuzen, in opdracht van graaf Willem Lodewijk van Nassau.8
Dat betekende het einde van het klooster. De monniken vluchtten naar hun
refugium aan de Oude Ebbingestraat in Groningen, gelegen tussen
de Rode Wees-huisstraat en de Butjesstraat. Na de Reductie bleef de
laatste abt, Bernard Menssen, nog enige tijd als eerste predikant
van de Rottumer gemeente. Hij huurde vanaf 1595 het abtenhuis.

Klik op de foto voor een vergroting

Klik op de foto voor een vergrotingKlik op de foto voor een vergroting

Veldminuutkaart Rottum uit 1580 en 2011


De wierde, de infrastructuur en enkele bij het klooster horende gebouwen


De wierde van Rottum is nog grotendeels intact met uitzondering van de
zuidoosthoek. Daarvan is in 1907 en 1908 een gedeelte afgegraven.
Het hoogste punt van de wierde ligt ongeveer 5 m boven NAP.

Voor de reconstructie van het oorspronkelijke grachten en
bebouwingspatroon, hebben wij gebruik gemaakt van de veldminuutkaart
uit 1832, negentiende-eeuwse militaire kaarten en een hoogtekaart
van Rottum.9 De gegevens daarop werden vergeleken met een
recente kadastrale kaart van Rottum (Veldminuutkaart 2011).
De vergelijking toont aan dat er ondanks het dempen van delen van
de grachten en het in onbruik raken van enkele paden geen ingrijpende
veranderingen hebben plaatsgevonden. Het wegen- en grachtenpatroon
zoals dat in de zestiende eeuw bestaan moet hebben, is moeiteloos
te reconstrueren (Veldminuutkaart 1580).

Geraadpleegde werken:

1 C.l. Damen, Geschiedenis van de Benediktijnenkloosters in de provincie
Groningen (Assen 1972) 53-54; C. Tromp (red.), Groninger kloosters.
Groninger Historische Reeks 5 (Assen 1989) 20-22.
2 W.|. Formsma, ‘De verhouding van het klooster Rottum tot het voorwerk
Bethlehem en het kerspel Eelswerd’, Groningse Volksalmanak (1959) 88-93.
3 Damen, Geschiedenis, 57, 58-59; J.A. Mol, ‘Bezitsverwerving en goederenbeheer van de abdij Aduard’, in; j. van Molenbroek enJ. A. Mol (red.) m.m.v. J. Loer, De abtenkroniek van Aduard: studies, editie en vertaling (Hilversum 2010) 173-202.
4 Damen, Geschiedenis, 126.
5 Damen, Geschiedenis, 76.
6 Damen, Geschiedenis, 121.
7 Damen, Geschiedenis, 115.
8 J. van den Broek, Groningen, een stad apart: over het verleden van een eigenzinnige stad (1000-1600). Groninger Historische Reeks 35 (Assen 2007) 560-562.
9 De kaarten zijn te raadplegen op: www.watwaswaar.nl; www.ahn.nl;www.hisgis.nl.
10 D.E. Zuidhof, Geschiedenis van het oude dorp Rottum en andere bijzonderheden (Uithuizen 1857).
11 ].G. Rijkens, Almanak ter bevordering van kennis en goeden smaak (Leens 1837) 22 e.v.