k Rottum(GN)
Klik op de foto voor een vergrotingKlik op de foto voor een vergrotingKlik op de foto voor een vergrotingKlik op de foto voor een vergrotingKlik op de foto voor een vergrotingKlik op de foto voor een vergrotingKlik op de foto voor een vergrotingKlik op de foto voor een vergrotingKlik op de foto voor een vergrotingKlik op de foto voor een vergroting
We willen hier de geschiedenis plaatsen van ons prachtige dorp.
Heeft u historische gegevens, foto's of oude prenten dan horen we dit graag.
U kunt het ons laten weten door naar de menu optie contact te gaan of het op papier aan te leveren.

Alvast bedankt.




Een beknopte geschiedenis van Rottum

In de zesde eeuw voor Chr. vestigen de eerste bewoners zich op de kwelderwal langs de Fivel.
Om bij hoog water droge voeten te houden werpen zij woonheuvels op.
In de vijfde eeuw na Chr. bouwen Friezen op deze wierde een germaanse tempel.
Op last van Ludger (742-809), de eerste bisschop van Münster, wordt de tempel gesloopt.
Op deze plek stichten Benedictijner monniken in de 13e eeuw een klooster gewijd aan Sint Juliana.
Het klooster bezit ruim 1100 hectare land waaronder een deel van het eiland Rottumeroog.
Om zich tegen aanvallen te beschermen graven de kloosterlingen een dubbele gracht. In 1580 kiest Jodocus, abt van Rottum, voor Oranje.
De buitengracht wordt met bastions versterkt. Toch lukt het de Spaanse troepen in 1587 een deel van het klooster te verwoesten.
Zeven jaar later worden de kloostergoederen verkocht. De kloosterkerk blijft in gebruik.
Geleidelijk raakt het klooster in verval. In 1658 bezwijkt de zuidelijke vleugel, in 1855 volgt de noordelijke vleugel.
Tenslotte valt in 1885 de kloosterkerk ten prooi aan de slopershamer.
Op de fundamenten verrijst in 1889 de huidige kerk.
In 2001 wijst de gemeenteraad van Eemsmond de wierde aan als archeologisch bodemmonument.
Sinds 2003 is er een voetpad langs een deel van de oude dubbele kloostergracht dat de wandelaar vanaf het einde van de Kloosterweg langs een van de nog resterende bastions voert en uitkomt aan het begin van de Tilbusscherweg.
Vanaf dit pad heeft men een goed zicht op de wierde en het omliggende landschap.

De zaalkerk

Op 20 december 2000 heeft staatssecretaris Rick van der Ploeg (Cultuur) de kerk en onmiddellijke omgeving aangewezen als jong Rijksmonument.
De kerk ligt op het hoogste punt van de terp ( 5 meter boven NAP).
De zaalkerk is gebouwd in 1889 op de fundamenten van de voormalige kloosterkerk.
In de zaalkerk bevinden zich drie restanten van de vroegere Kloosterkerk, zoals het torenuurwerk met spillengang dat door Hendrik Hoogenberg werd gerestaureerd.
Ook het orgel, dat dateert van 1835 heeft nog enige jaren dienst gedaan in de oude Kloosterkerk.
Tenslotte is er nog de 17e eeuwse preekstoel met het vijfkantige klankbord.

De drie kerkvoogden die de zaalkerk in 1889 bouwden, maakten geen gebruik van de alom beschikbare kloostermoppen, maar betrokken de nieuwe bakstenen van de plaatselijke steenfabriek Ceres.
Opvallend aan de voorzijde van de kerk is het fraaie siermetselwerk met rode, gele en donkere stenen.
Karakteristiek voor het interieur van deze kerk zijn: het gepleisterde tongewelf, de decoratieve gietijzeren ventilatieroosters, de houten kerkbanken, de houten orgeltribune ondersteund door twee gietijzeren pilaren, de acht spitsboogvensters met hun gietijzeren tracering.
In de dakruiter bevindt zich een luidklok. De huidige luidklok is gegoten door Jacobus van Bergen te Heiligerlee.
De klok weegt 177 kilo. De onderdiameter is 67 centimeter.

In de beschrijving van de kerk van Rottum en ook van het
‘Hoeske van Tais Joaptje’ (maar hierover later) ontbreekt vaak een
gedeelte van hun geschiedenis uit de 20e eeuw, dat toch beslist wel
interessant genoemd mag worden.

Het gaat daarbij over de lotgevallen van het gebouw na de sluiting
in het jaar ??, toen het kerkbestuur van de samengevoegde kerkelijke
gemeenten Rottum en Usquert van mening was, dat een verdere
voortzetting van de diensten in Rottum geen enkel nut meer zou hebben.

Of men hierbij geleid werd door alleen maar zakelijke aspecten, daarover mag Of
men hierbij geleid werd door alleen maar zakelijke aspecten, daarover mag ieder
het zijne of hare denken.
Een feit is echter, dat het niet positief uitpakte voor het gebouw zelf.
Volgens sommige oud-dorpsbewoners hadden de vogels vrij toegang tot het
gebouw en sloeg de aftakeling duidelijk toe. Dit verdroot de heer
.. Knol uit Heerenveen, wiens voorouders -naar hij toen meende-
uit de buurt van Rottum stamden, namelijk van de wierde ‘Bethlehem’
waar geslachten lang een familie Knol gewoond en gewerkt had en waarvan de
grote, rijk bewerkte grafzerken nog te vinden zijn vlak bij het kerkgebouw.
Of ze daar oorspronkelijk al lagen of dat hij ze heeft verzameld en daar
geplaatst, dat is niet helemaal duidelijk.
De heer Knol heeft het kerkgebouw en het “Hoeske Van Thais Joaptje” gekocht
en daarna laten restaureren. Wel door het Rijk gesubsidieerd, naar
aangenomen mag worden. Hij heeft twee plaquettes bij die gelegenheid
aan de voorzijde van de kerk laten aanbrengen, één met het wapen Knol
en één met de datum van de restauratie.
Ééns per jaar werd er een kerkdienst gehouden voor alle geïnteresseerde
Knollen, geleid door een dominee Knol en dan was ieder weer
'in zijn knollentuin’, zoals het gezegde luidt
Zo langzamerhand werden de kosten voor het onderhoud en het feit,
dat het gebouw verder geen enkele functie vervulde, voor de heer Knol toch een
reden om te besluiten het pand en ook het bovengenoemde
‘Hoeske van Tais Joaptje’ te koop aan te bieden.

In diezelfde tijd werd aan de kerkelijke gemeente Usquert,Rottum/Kantens,
Stitswerd verbonden kandidaat E.B.G.W. Ockels. Hij was ’toevallig’
geboren in Rottum, waar hij tot zijn zevende jaar woonde.
Zijn ouders hadden geen sterke band met de kerk en hij was dus in
een tamelijk vrijzinnig milieu opgegroeid.
In de loop van zijn verdere leven was hij echter tot een vrij radicale keuze
voor het christelijke geloof gekomen, had zijn toenmalige baan bij het
onderwijs opgegeven, ging aan de Rijksuniversiteit te Groningen theologie
studeren en kwam uiteindelijk in Usquert terecht.
En in Rottum uiteraard. Dáár vooral trof hij veel aan, wat hem herinnerde
aan zijn kinderjaren. Ook de kerk, want daar had hij toch af en toe de
zondagsschool bezocht. Hij herinnerde zich nog levendig het Kerstfeest
met zijn prachtig versierde kerstboom, de vele lichtjes, de volle kerk en,
natuurlijk, de cadeautjes… Om een lang verhaal kort te maken,
zijn vrouw en hij kochten in 1979 het gebouw en het oude diaconiehuisje het
“Hoeske van Tais Joaptje” met de bedoeling om aan de kerk weer een passende
bestemming te geven. Daartoe werd er iedere maand een dienst georganiseerd,
wat later uitgebreid werd tot twee of drie. Altijd ’s avonds, zodat collega’s
uit de buurgemeenten er geen nadeel van konden ondervinden.

In ieder geval hoorde voor hem daar bij, de jaarlijkse viering van het
Kerstfeest. Dat moest dan wel de sfeer van zijn jeugd ademen: een mooi
verlichte kerk, een prachtige, grote kerstboom, een korte overdenking
en een kerstverhaal. Daar kwamen velen op af, zodat de kerk vaak haast
te klein was.

Het persoonlijke bezit van dominee en mevrouw Ockels, de kerk en het
diaconiehuisje, werd later, in 1982, om zakelijke redenen ondergebracht
in twee aparte stichtingen: “Stichting Rottumer Kerk” en
“Stichting Hoeske van Tais Joaptje”.

Dit diaconiehuisje heeft jarenlang dienst gedaan als woonhuis voor arme
gezinnen, was ooit haast verkocht aan het Openluchtmuseum te Arnhem en
werd na de verkoop aan dominee en mevrouw Ockels enkele jaren gebruikt
als catechisatieruimte voor de catechisanten uit Kantens en Stitswerd.
Velen van hen herinneren zich nog de gezellige avonden daar.

Door de slechte staat, waarin het op een gegeven ogenblik verkeerde
werd restauratie noodzakelijk. Daarna is het in gebruik genomen
als een soort uithof van het Openluchtmuseum te Warffum.


Het klooster



Het Klooster Juliana was een Benedictijns mannenklooster,
gewijd aan de martelares Juliana van Nicomedië.

Het klooster werd waarschijnlijk tussen 1195 en 1210
door benedictijner monniken van de Abdij van Werden gesticht.
Volgens een apocriefe overlevering stond hier ooit een heidense tempel,
die door de missionaris Liudger was afgebroken.
De eerste vermelding van het klooster dateert uit 1226.
Het klooster bezat ongeveer 1180 hectare land, waaronder veengebieden
bij Scharmer, Kolham en Kropswolde.
Daarnaast bezat het 60% van het eiland Rottumeroog; het resterende deel
was eigendom van het Oldeklooster.
Het nonnenklooster Bethlehem nabij Rottum was een voorwerk van het klooster Juliana,
evenals Langenhuis (bij Doodstil) en Papekop (bij Wadwerd).
De kloosterkerk vormde tevens de kerk van de parochie.
Het klooster had ook het collatierecht van de parochie Eelswerd,
waarvan de dorpskerk op het kloosterterrein stond.

Om zich tegen aanvallen te beschermen groeven de kloosterlingen in de 16e eeuw
een dubbele gracht. De buitengracht werd aan west- en noordwestzijde met
(waarschijnlijk drie) bastions versterkt tegen de Spanjaarden.
In 1586 werd het klooster echter toch in brand gestoken en in 1587
deels verwoest door de Spanjaarden. In hetzelfde jaar werd het geplunderd door de
watergeuzen onder leiding van Matthijs Knoop.
De monniken namen hun intrek in het refugium aan de Oude Ebbingestraat in Groningen,
dat in 1607 werd verkocht. Het klooster zelf werd bij de reductie eigendom
van Stad en Lande, die de kloostergoederen later verkochten.
De 13e-eeuwse kloosterkerk bleef in gebruik. Geleidelijk raakte het klooster in verval.
In 1658 bezweek de zuidelijke vleugel en werd afgebroken. Hierbij ging ook een groot deel
van de radiaire structuur van de wierde van Rottum verloren.
In 1855 werd de noordelijke vleugel afgebroken, waarvan het puin werd gebruikt voor het
verharden van de weg. Tenslotte viel in 1885 de kloosterkerk ten prooi aan de slopershamer.
Op de fundamenten verrees in 1889 de huidige kerk van Rottum.


Het kerkhof

Rond de kerk liggen 32 grafzerken uit de zeventiende eeuw.
De gebruikelijke doodssymbolen zoals de zandloper, de vlinder, de toorts en de doodskop worden afgebeeld.
De 32 grafzerken behoren toe aan de familie Knol die vroeger een belangrijke rol speelde in het gebied rond Rottum.
Ook de grafzerken vallen inmiddels onder de bescherming van de Rijksmonumentenwet. Typerend zijn de treurdichten die op deze grafzerken worden aangetroffen.

Wanneer men vanaf de Kloosterweg naar de kerk toeloopt, passeert men een gietijzeren hekwwerk met Art Nouveau motieven.
Dit hekwerk dateert uit het begin van de twintigste eeuw.
Tussen de Kloosterweg en de begraafplaats loopt een oude muur waarin kloostermoppen zijn verwerkt.
Op de oude kloostermuur groeien muurleeuwenbek en korstmossen.

Het kleinste huisje

Bij staatsbesluit van 1 maart 1658 wordt aan de bewoners van de wierde toestemming gegeven de zuidvleugel van het Rottumerklooster te slopen.
In de daaropvolgende eeuwen wordt dit restmateriaal gebruikt voor wegverharding, huisfundering en opmetselen van muren.
Rond 1820 neemt de diaconie van de Nederlands Hervormde Kerk het initiatief op de hoek van de begraafplaats (Kloosterweg 17)uit restmateriaal van het voormalige klooster een huurwoning te bouwen.
In 1837 huurt G.W.Bos dit kleinste huisje van Rottum. De diaconie verhuurt de eenvoudige eenkamerwoning in de loop der jaren aan verschillende personen.
Vaak gaat het om pas getrouwde stellen met kinderen die nog niet over een eigen woning beschikken.

In 1933 woont Jacoba Knol, dochter van Ties Knol, in deze woning naast de begraafplaats.
Het Kerstverhaal van de Groninger schrijver Jan Boer ("Ol Joaptje") gaat over de catechisatielessen van deze mejuffrouw Knol.
In 1953 werd deze eenkamerwoning voor het laatst bewoond. Deze bewoner woont nog steeds in Rottum
De drie kinderen sliepen op strobalen op de vliering. De ouders sliepen in de bedstede.
Buiten stond het secreet. In de periode na de Tweede Wereldoorlog zijn vrijwel alle alleenstaande eenkamerwoningen op het Hogeland gesloopt.
Soms werden aangrenzende eenkamerwoningen samengetrokken en na renovatie in gebruik genomen als één kleinere woning.
Tientallen jaren stond dit kleinste huisje als 'onbewoonbaar verklaarde woning' te verkommeren.
Aan het begin van de vorige eeuw heeft de Stichting Woonhuismonument dit huisje gerestaureerd.
Het huisje is in 2003 ingericht door het Hoogeland Museum te Warffum.
De inrichting is vormgegeven naar de situatie van 1880 toen er nog werd gestookt met turf en de kamerverlichting nog gevoed werd door olie.
Het kleinste huisje van Rottum wordt onderhouden door vrijwilligers.
Klik op de foto voor een vergroting Klik op de foto voor een vergroting